Home hfdst 1 hfdst 2 hfdst 3 hfdst 4 hfdst 5 hfdst 6 hfdst 7 zelftest

1. Stotteren
1.1 Symptomatologie
1.2 Behandeling

2. Broddelen

   

HOOFDSTUK 6: STOTTEREN EN BRODDELEN

Bij sommige sprekers is de spraak niet zo vloeiend als gewoonlijk en wordt het spreekritme herhaaldelijk verstoord, buiten hun wil om. Zij vertonen een stoornis in de vloeiendheid van de spraak, ook wel een ritmestoornis genoemd. Stotteren en broddelen zijn de twee voornaamste voorbeelden van ritmestoornissen.
 

1. Stotteren

 

1.1 Symptomatologie

Het spraakgedrag van stotteraars kenmerkt zich door:
  • een aantal observeerbare symptomen, openlijk stottergedrag of overt features
  • het voorkomen van minder of niet merkbare symptomen, verborgen stottergedrag of covert features

1.1.1 Openlijke symptomen

Herhalingen, blokkades en verlengingen vormen samen de primaire stotterkenmerken, ook wel het kernstottergedrag genoemd:
  • Herhaling (videofragment 6.1)
    Wanneer snelle herhalingen het voornaamste of het enige openlijke stottersymptoom is, spreekt men met een wat oudere term van klonisch stotteren.
  • Blokkade (videofragment 6.2)
    Wanneer het stotteren hoofdzakelijk of uitsluitend uit blokkades bestaat, spreekt men van tonisch stotteren.
    Is er een afwisseling van herhalingen en blokkades, dan noemt men het stotteren tonico-klonisch.
  • Verlenging (videofragment 6.3)

Dit kernstottergedrag gaat vaak gepaard met ander, niet-verbaal gedrag, ook wel synkinesieën genoemd, zoals:
  • knipperen met de ogen
  • fronsen van het voorhoofd
  • bevingen van de neusvleugels
  • samenpersen van de lippen
  • ook bewegingen van romp of ledematen komen wel voor

(videofragment 6.4)


Samen met andere middeltjes om een stottermoment te voorkomen of te overwinnen, zoals:
  • het vermijden van oogcontact
  • het wijzigen van toonhoogte of luidheid
  • het heel vlug gaan spreken tussen twee stottermomenten (= tachylalie)

vormen synkinesieën het secundaire stottergedrag.


De spraak van stotteraars karakteriseert zich verder soms nog door ‘incomplete phrases’ en ‘revisions’:
  • Incomplete phrases: uitingen die wel gestart worden, maar niet afgemaakt worden. (videofragment 6.5)
  • Revision: een volledige zin waarvan een deel in de loop van het uiten gewijzigd werd. (videofragment 6.6)

Er bestaan situaties waaronder stotteraars minder blijken te stotteren:

1.1.2 Verborgen stottergedrag

  • Vermijdingsgedrag (vermijden van situaties, woorden of klanken waarop gestotterd wordt)
  • Emotionele reacties van de stotteraar op zijn stotteren (schaamte, frustratie, schuldgevoelens)
 

1.2 Behandeling

De therapieprogramma’s die tegenwoordig in gebruik zijn, vallen uiteen in grofweg twee groepen: stutter modification therapies en fluency shaping therapies.

1.2.1 Stutter modification therapies

Gemeenschappelijk aan deze therapieën is dat er niet gestreefd wordt naar volledig vloeiende spraak maar eerder naar vloeiend stotteren.
Het doel is om:
  • de stotteraar vrijer te leren stotteren
  • zijn angst om te stotteren te reduceren
  • hem zijn stotteren te leren controleren

Het wijzigen van de attitudes en gevoelens van de stotteraar in verband met zijn stotteren worden als minstens even belangrijk beschouwd als het verminderen van de frequentie van onvloeiendheden.


Het best gekende voorbeeld is de therapie van Charles Van Riper:
  • Identificatie (de patiënt wordt bewust gemaakt van zijn stotteren en hij leert zijn eigen stottergedragingen identificeren)
  • Desensitisatie (het stotteren wordt losgemaakt van de spanning en de negatieve emoties waarmee het gewoonlijk gepaard gaat)
  • Modificatie (het eigenlijke wijzigen van het stottergedrag)
    Daartoe wordt gebruik gemaakt van een drietal technieken:
    • Cancellation (telkens wanneer de stotteraar een onvloeiendheid laat horen, vraagt men hem onmiddellijk een pauze in te lassen, na te denken en het woord opnieuw te proberen met meer controle)
    • Pull-out (de stotteraar moet midden in het optreden van een onvloeiendheid stoppen en proberen de onvloeiendheid willekeurig en met een gelijkmatige verlenging te beëindigen)
    • Preparatory set (het voorkomen van stottermomenten door controle van het abnormaal gedrag dat vaak aan een gevreesd woord vooraf gaat)
  • Stabilisatie (voorkomen dat er een terugval zou optreden)

1.2.2 Fluency shaping therapies

Kenmerkend voor deze vormen van therapie is dat er getracht wordt de openlijke stotterkenmerken volledig te elimineren aan de hand van een of meerdere technieken. Op attitudes en emoties wordt niet direct ingegaan.
Verloop:
  • Deze technieken worden eerst aangeleerd in eenvoudige uitingen/of conversatie in een therapeutische setting.
  • Eenmaal vloeiende spraak bekomen werd, worden de technieken geleidelijk aan achterwege gelaten en wordt geoefend op generalisatie buiten de therapeutische setting.
  • Tenslotte wordt gewerkt aan het in stand houden van de nieuwe vloeiende spraak.

Technieken waarbij het spreekritme centraal staat:
Technieken gericht op het verminderen van de spanning van de spraakbewegingen:
Technieken waarbij de ademhaling centraal staat:
  • Spreken nadat de uitademing al even gestart was
  • Spreken met een zeer gecontroleerde ademhaling
 

2. Broddelen

Er wordt een hele waaier aan symptomen als kenmerkend voor broddelen aanzien, waaronder:



Home Top